‘Het kamp in Semarang vond ik maar een saaie boel’

Wim Meijer is een 83-jarige man geboren in Djember, Oost-Java. Tijdens de tweede wereldoorlog woonde hij op Java en heeft hij de bezetting van Java door de Japanners meegemaakt. Nederlands-Indië werd op 8 maart 1942 door de Japanners bezet. De Japanners hadden 3 jaar lang de leiding over Indonesië. Indonesië is in 1945 onafhankelijk geworden onder leiding van Soekarno. Aan het begin van de Japanse bezetting is Wim een jongen van 7 jaar, oud genoeg om alles bewust mee te maken.

De situatie van Wim tijdens de Japanse bezetting

Wim was zes jaar toen de Japanners Java in handen kregen. Zijn vader was samen met zijn moeder, na een verlofperiode in Nederland, naar Java teruggekeerd om te werken in de tabaksindustrie. Na de bezetting door de Japanners werd Wim zijn vader direct van het gezin gescheiden. Zijn vader werd na enige tijd via Malang naar Sumatra verplaatst en werd daar te werk gesteld. Hij moest met mede gevangenen dwangarbeid verrichten aan de spoorlijn in Sumatra. Omdat zijn vader aan een maagzweer leed, en er weinig en onregelmatig voedsel was, overleefde Wim zijn vader de oorlog niet.

Wim, zijn 2 zusjes en moeder werden van Djember naar Malang verhuisd. In Malang verbleven ze onder goede omstandigheden. Na een jaar in Malang te hebben gewoond werd het gezin naar Semarang geëvacueerd. Over een tocht van normaal 4 uur deden ze 30 uur. ‘We reden in geblindeerde wagons waarin te veel mensen zaten. Niemand kon er nog in of uit. Als je moest plassen deed je dat maar in een hoekje.’

In Semarang kwam Wim samen met zijn moeder en twee zusjes terecht in een kamp gezet door Japanners. De Japanse woorden die hij daar, als zeven jarige, heeft geleerd weet hij nog steeds. Bijvoorbeeld de Japanse getallen of de woorden die je als begroeting tegen de Japanners moest zeggen.

Het leven in het Kamp in Semarang

In het kamp in Semarang was het naar Wim’s woorden eigenlijk een ‘saaie boel’. Om zich te vermaken maakte hij, met andere jongens van zijn leeftijd, katapulten om vruchten en beesten mee uit de lucht te schieten. In het kamp kregen ze één keer per dag een pannetje soep, eten was er dus zeer gering. De levensomstandigheden waren naar eigen zeggen ‘beroerd’ ook omdat er zo vreselijk veel gezinnen in één huis moesten verblijven. Er was zo weinig eten dat sommige vrouwen probeerden door de afrastering (prikkeldraad en houten schermen, kedek genaamd) contact te maken met bewoners buiten het kamp. Als deze vrouwen werden gesnapt, werden ze flink gestraft. Eén van de straffen was dat ze met een stok tussen hun knieën urenlang in de brandende zon moesten zitten, terwijl anderen inwoners van het kamp moesten toekijken.

Wat Wim er ook nog voor ellende bij kreeg was dat zijn moeder ernstig ziek werd. Hierdoor kreeg Wim er meer zorgen en taken bij. Pas later, na de bevrijding, hoorde het gezin dat hun vader was overleden op Sumatra. Omdat dit zeker te willen weten liep Wim moeder met Wim heel Batavia door. Toen dit eenmaal bevestigd was besloot het gezin naar Nederland te vertrekken.

Invloed op latere leven

Wim reisde met zin moeder en zusjes van Batavia naar zijn grootouders in Winschoten. Hier hadden ze geluk mee, want veel gezinnen die terugkwamen uit Nederlands-Indië hadden geen familie of onderkomen in Nederland. Wim moest wennen aan zijn nieuwe omgeving en aan het nieuwe klimaat. Over de eerste keer dat hij sneeuw zag en voelde vertelt hij;

‘Ik vond het vreselijk, ik had voor het eerst tintelende handen. Ik weet nog dat ik stond te huilen op straat. Dit vond ik zo gênant dat ik het nu nog weet.’

Wim had drie jaar geen school gehad dus liep hij in het begin heel erg achter op zijn klasgenoten. ‘Er stond een vlaggetje bovenaan mijn proefwerk als ik minder dan tien fouten had.’

Op de vraag wat de meeste invloed heeft gehad op zijn verdere leven antwoordde Wim;

‘’Ik heb er natuurlijk wel veel last van gehad dat ik geen vader had. Ik liep jarenlang te zoeken naar een voorbeeld, een vorm van houvast.  Er zijn veel dingen die je opneemt van je vader en moeder. Dit heb ik gemist.’’

Trotse opa

De achterstand die Wim opliep op school tijdens zijn tijd in Nederlands-Indië haalde hij na verloop van tijd in. Wim werd gymleraar en fysiotherapeut. Later werd hij vader van 3 kinderen en is momenteel de trotse opa van 6 kleinkinderen.

Interview: Hannah
Foto: Edward Draijer | EGD Fotografie | www.egdfotografie.nl

Terug naar het overzicht van de Levende Getuigenissen