Vrijheid betekent voor ons dat we kunnen gaan en staan waar we willen. Dat we elke ochtend op onze fiets kunnen stappen en rustig naar school kunnen fietsen, maar ook dat we elke dag met onze vrienden kunnen afspreken om leuke dingen met elkaar te doen. We kunnen sporten beoefenen samen met onze vrienden en onze eigen hobby’s hebben. Daarnaast kunnen we altijd zeggen wat we willen, zonder dat iemand er wat van kan zeggen. We zouden kunnen demonstreren voor het regeringsgebouw en een politieke partij kunnen oprichten.
Veilig thuiskomen
Voor ons is het belangrijkste dat we niet in oorlog zijn. Dat we niet bang hoeven te zijn als we naar school fietsen of als we thuis zitten. En we hoeven ons geen zorgen te maken of onze vaders en moeders veilig thuiskomen van werk. Dat we niet elke dag gaan slapen met de angst dat er misschien een bom zou vallen en dat we niet bang hoeven te zijn dat er morgen iemand doodgaat waarvan je houdt. We willen namelijk niet opgroeien in angst.
Albert Jansen
Albert Jansen was een militair die het grootste gedeelte van zijn diensttijd heeft doorgebracht in het zuiden van Libanon, wat grenst aan Israël. Hij maakte deel uit van de Unifiltroepen die in Zuid-Libanon zorgden dat de Israëliërs en de Palestijnen vreedzaam naast elkaar konden leven. In 1988 heeft de VN voor de vredesmissies een Nobelprijs gekregen en Albert heeft in februari 2015 van de Minister van Defensie een draaginsigne gekregen voor zijn optreden bij de vredesmissies.
Waar was jij gelegerd in die tijd en wat deed je daar eigenlijk?
“Mijn legerkamp was dicht bij het strand, bij een van de onrustigste plekken. Wij waren naar Libanon gestuurd om de vrede te behouden, dus wij mochten onze wapens niet gebruiken. We mochten dat alleen doen als op ons geschoten werd. Wat we vooral aan het doen waren, was rapporteren. We rapporteerden alles wat er om ons heen gebeurde. Zodra er een auto langsreed met gewapende mensen erin, rapporteerden we dat. Dat zorgde ervoor dat de Israëliërs niet zomaar hun gang konden gaan, terwijl dat daarvoor wel gebeurde. In de tijd dat ik daar was, heb ik zelf nooit een kogel te hoeven afschieten. Dat geeft me het gevoel dat wat ik daar gedaan heb, ook goed is.”
Wat merkte je van de reactie op jouw aanwezigheid van de bewoners en de milities van het gebied waar je zat?
“Natuurlijk merkte ik al snel toen we er zaten, dat de bewoners zich een stuk veiliger voelden en makkelijker de alledaagse dingen deden zoals buiten de was ophangen. Een meer directe reactie van de bewoners op onze aanwezigheid was de klusjes die ze aanboden, en zelfs aandrongen te doen, zoals ons eten te koken en onze kleding wassen. En alle dankgebaren die we door het gebrekkige Engels van de lokale bevolking met handen en voeten ontvingen. Deze gebaren raakten me echt en zijn me ook altijd bijgebleven.
De minder aangename reacties kwamen van de milities. Zij konden ons werk minder waarderen dan de bewoners. Dit werd ons duidelijk door de norse blikken die naar ons werden gericht vanaf een langsrijdende tank. Dit was natuurlijk heel intimiderend, aangezien zij in principe de overmacht hadden met hun wat meer uitgebreide wapenuitrusting en hun strakke uniformen en zwarte zonnebrillen.”
Hoe kijk je terug op je diensttijd in Libanon?
“Ik kijk vaak terug op mijn diensttijd in Libanon en als ik erover nadenk zijn het eigenlijk alleen maar vrolijke herinneringen. Wat we daar gedaan hebben voor die mensen, is geweldig. Ze konden eindelijk weer dingen buiten doen zonder bang te hoeven zijn. We hebben er echt voor gezorgd dat daar iets meer vrijheid kwam. Ook al was er niet heel veel vrijheid, ik had toch het gevoel dat we het verschil maakten. Wij hadden er ook last van dat er weinig vrijheid was. We konden eigenlijk nooit van het legerkamp af, tenzij we op patrouille gingen. Ik voelde ook dat er veel spanning was, al ben ik eigenlijk nooit in een gevecht verzeild geraakt. Ik voelde onderhuids de spanning en elke dag hoorde je wel een ontploffing. Ik vind het jammer dat we daar niet iedereen konden helpen, maar achteraf kijk ik altijd blij terug op mijn diensttijd.”
Faas & Gilles