‘Mijn zusje is ziek geworden door de slechte hygiëne en de ondervoeding in het kamp’

Vrijheid is een bijzonder begrip. Het is niet vanzelfsprekend en het heeft voor iedereen een andere betekenis. In dit project staat vrijheid centraal. Om een andere kant van dit begrip in te zien, mochten wij naar het bijzondere verhaal van John Redeke luisteren.

Verhuisd naar Nederlands-Indië

John is geboren te Bloemendaal in Nederland in 1937 In zijn eerste levensjaar verhuisde hij met zijn ouders naar Nederlands-Indië. Daar werkte zijn vader voor de KPM (Koninklijke Paketvaart-Maatschappij, bijnaam: Komt Pas Morgen). Het gezin woonde in een compound in Surabaya. Destijds zag hij zijn vader niet veel, deze was vooral aan het varen. Wanneer zijn vader wel thuis was, was dat erg bijzonder. Vlak voor de Japanse bezetting kreeg John een zusje. Dat moment herinnert hij zich nog erg goed. Zo vertelde hij dat dit bijzondere moment nog altijd in zijn geheugen is gebrand.

Wonen in een bewaakte wijk

Toen de Japanse bezetting van Nederlands-Indië in 1942 begon, is John samen met zijn moeder en zusje uit huis gezet. Zijn vader was op het moment van de inval niet thuis. Na eerst drie maanden ergens in de bergen te hebben gewoond met een familie uit de straat, kwam John samen met zijn moeder en zusje in Malang terecht. Daar woonden zij met vele andere Nederlandse families in een bewaakt gebied. Het werd ‘de wijk’ genoemd. Heel erg zelden mochten zij even de wijk verlaten. Ondertussen had John zijn moeder geen enkel idee waar zijn vader was.

Overgeplaatst naar het Jappenkamp

Begin 1943 moesten John, zijn moeder en zijn zusje ‘de wijk’ verlaten en werden zij overgeplaatst naar Semarang. Daar kwamen zij in het Jappenkamp Lampersari terecht. Lampersari was een kamp waar alleen vrouwen met hun kinderen terecht kwamen. De oudere jongens en mannen werden in een nabijgelegen kamp opgesloten. John kon zich geen beeld vormen over de oppervlakte van het kamp. Dat was lastig in te schatten aangezien er overal omheiningen waren gemaakt van kedek en prikkeldraad. In het kamp sliepen zij in een soort huisje, in een afgekeurde kampong, in de 9e manga (aanduiding met fruitnamen van de straat) die zij met meerdere mensen deelden, waar ieder gezin een eigen stukje had. Een paar leden van die gezinnen heeft hij later weer in Nederland gesproken.

Overleden zusje

John was pas vijf jaar oud toen hij in Lampersari terecht kwam, daarom weet hij zich niet veel meer te herinneren. Wij vroegen hem daarom welke gebeurtenissen hem het meeste zijn bij gebleven. Zo vertelde John over het overlijden van zijn zusje, die op dat moment pas drie jaar oud was. ‘Mijn zusje is ziek geworden door de slechte hygiëne en de ondervoeding in het kamp. Door deze ziekte en ondervoeding hebben zij en vele anderen het niet overleeft’, zei hij. ‘Wij kregen alleen een soort stijfselpap en een half broodje per dag; heel soms een beetje rijst of kra, de aangebakken rijst’. Kra was een lekkernij voor hem.

Ook vertelde hij over de marteling van zijn moeder, nadat zij stiekem had gekookt. Zo zei hij: ‘Ze werd in elkaar getrapt en geslagen en meegenomen. Vervolgens kwam zijn met striemen op haar rug terug en werd zij naar een kamertje boven gebracht. Als ik eten kwam halen in de gaarkeuken, bleef ik even in de deuropening staan. Op dat moment zwaaiden we even naar elkaar.’ Dit was voor hem heel heftig.

Capitulatie

Na de capitulatie van de Japanners sloegen John en zijn moeder op de vlucht voor de vrijheidsstrijders van Soekarno. Uiteindelijk zijn zij in 1946 door de Engelsen naar Singapore gebracht. Daar waren zij voor het eerst weer echt vrij en veilig en zo probeerde zij hun leven weer een beetje op de rit te krijgen. Hier kregen John en zijn moeder ook het verschrikkelijke bericht over de dood van zijn vader te horen. Dit was in 1942 gebeurd, nadat de Japanners het schip van zijn vader hadden overmand en de bemanningsleden hadden vermoord. Tot dat moment was de situatie van zijn vader onzeker gebleven.

Niet welkom in Nederland

Na een kleine twee jaar in Singapore te hebben gewoond keerden John en zijn moeder in 1948 terug naar Nederland. Eenmaal in Nederland aangekomen voelde John zich niet helemaal welkom. Hij vond geen aansluiting bij zijn leeftijdsgenootjes, omdat de kinderen in Nederland hele andere dingen hadden meegemaakt.

Zo had hij geen enkel besef van de gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden in Nederland. Zijn klasgenootjes hadden het bijvoorbeeld over de SS’ers, terwijl hij alleen wist wat de Kempeitai (Militaire politie in het Japanse Keizerlijke Leger) was.

Kortom John ging na zijn terugkomst door een zware tijd. Niemand wist wat er gebeurd was in de oorlogsperiode van Nederlands-Indië. Met gevolg dat bijna niemand sympathie voor hem had. Vaak hoorde hij: ‘Je had het tenminste niet koud.’ Of ‘Je kon toch gewoon bananen uit de bomen halen’.

De betekenis van vrijheid

Als afsluiting van ons gesprek vroegen wij hem wat vrijheid voor hem betekent. Meteen antwoordde hij: ‘Dat we in ieder geval niet voor de Japanners moeten buigen en dat je niet meer opgesloten achter een Kedek (rieten schutting) zit!’ Zijn herinneringen zullen hem altijd bij blijven.

Wij willen John Redeke hartelijk danken voor het delen van zijn bijzondere en indrukwekkende verhaal. Het was erg bijzonder en leerzaam om naar zijn ervaringen te luisteren. Ook bedanken wij Johns buurvrouw Marjan Gielen die hem kon helpen als het nodig was om alles nog duidelijker uit te leggen. Tot slot willen wij de Stichting van Bevrijdingspop bedanken en onze geschiedenis docent meneer Hummelink voor het organiseren van dit mooie project en deze bijzondere ervaring.

Interview: Catheline en Chiara
Foto: Edward Draijer | EGD Fotografie | www.egdfotografie.nl

Terug naar het overzicht van de Levende Getuigenissen